12 resultaten
Haestrecht, van | 1465-03-10
Taxandria jg 21 p 33/Arch Loon op Zand 1610-12-18 no 127
Achternamenindex
gift van Pauwels van Haestrecht gegeven aan Elsbeen, zijn natuurlijke dochter, van een bancke moers onder last van een Berchsen grote te chijns
1416-02-14 | Teteringhen
Cartul Carth Raamsdonk anno 1518 II fol 99/Carthuizers St Geerdenberg
Jaartallenindex
"den brief van 5 viertelen rogs die pater Claes van Hoesden coft tegens die Nonnen van Bommel". Schepenen in Breda en late tsheren van Breda, oorkonden dat Jan van Ghageldonck Hughemansz lijde dat hij vercoft hadde aan Keerstiaen van Helmont 5 viertelen rog sjaars erfflijcs pachts goet en custbaer te leveren erfelyk ende alle jaer binnen Breda metten maten van Breda uyt 1½ buynre erfs gelegen mitten zutlant midden in die hoeve die Pieter Ghorijs was ter Teteringen, ende Marcelys Aertsz nu ter tyt toebehoort, te vryen en te waren metten pachte voirs. ende metten rechten heren chyns. Marcelis stelt tot onderpand voor de betaling van de pacht ¼ deel uten 4½ bunre erfs gelegen in die voors. hove neven Kerstiaens suytlant dat zyn voerpant is op die een syde ende Jans Hogen goet op die ander zyde, te waren desen onderpant mit rechten heren chijns
Ghysbert Pigghen en Jan van Nispen, schepenen in Breda
1475 | Moerkerken
Cartul Carth Raamsdonk anno 1518 fol 79v/Carthuizers St Geerdenberg
Jaartallenindex
Nicolaes de Huesden scripsit in suo registro anni 1475: Jan Ariaensz op die Westmaese van Willem Gheritsz land 20 R gld chijns. Ende op 4 morgen die Danel Boyen Danelsz plach te hebben. Dese twee percelen van Jan Ariaensz hebben wij gecoft die beterscap ende betaelt de [te lezen: te ?] Dordrecht in die Meymerct anno 1476, aldus en is dit niet meer chyns mer pacht te samen 13 morgen ende 1 morgen ter hoifstaet daer t huijs op staet mit sinen toebehoren die wi cochten tegen Boyen Danelsz. Et in fine ejusdem registri scribit idem: Emi van Jan Ariaensz in Moirkerkenlant 13 morgen gelegen aen ons lant dat Boyen Danelsz in huere heeft gehad, ende wij op hadden 26 R gld te chyns den morgen om 28 R gld preter 1 oirt stuvers, facit somma 414 R gld 3st. Et in fine registri sui anno 1474 ita scripsit: Item in Moerkerken lant van Boyen Danels gecocht syn huys, schueren, berghe ende alle timmering die op de werf staet ende de bogaert, gecocht om 100 R gld
1543-06-02 |
R.A.H. Coll Aanw 121 Caput Z.H. fol 337-341v
Jaartallenindex
Cornelis van Bergen, heer van Sevenbergen etc, oorkondt dat hij aan Hubrecht Tack, coopman tot Dordrecht, verkocht heeft 24 bunder lands in het land van Bloemendale in het Sevenbergense land, west: 42 bunder lants die heer Jan van Renesse, drossaard van het land van Breda, van ons gecocht heeft, noord: van den derden [!] wech, oost: van het land dat wij nu andere personen vercoft hebben ende vertynst, zuid: de Cadyck aldaar, zoals wij deze 24 bunders den voors. Hubrecht hebben doen afmeten en bepalen bij onsen lantmeters. Ende dat om 225 R gld voor elke bunder, makende tesamen 5400 R gld. Daarenboven zal Hubrecht Tack betalen een erfchyns van 1st per bunder aan onsen rentmeester van Sevenbergen. Cornelis draagt dit land over aan Hubrecht als vrij chijns goed ofte eygen land, behoudens ons onse heerlijkheid en jurisdictie daarover als over chijnsgoede ende onse tiende. Tot zekerheid voor de vrijwaring stelt hij de heerlijkheid Zevenbergen. Als gemachtigden stelt hij: Janne mitten kinderen, onse procureur, Thomas Roose, onse dienaer, Joosten Jacobsz, en Michielen van Purte Anthonisz, en Frans Adriaen Meusz, beiden poorters van Breda, om deze zaken voor de stadhouder van lenen te regelen (vgl 1543-06-09, er staat 1545)
mede bezegeld door Gerrit Cornelisz, Cornelis Mertensz, Cornelis Cornelisz, schepenen van Zevenbergen
1478 (1) | Raamsdonk
Cartul Carth Raamsdonk anno 1518 fol 101, 101v/Carthuizers St Geerdenberg
Jaartallenindex
in registro 1478 scripsit: Merten Rams weer is groot 15 ½ gheerd, daar heeft Jan Gheritsz tot Wasbeeck [Waspik] 6 geerden ende Velthoven [te Tilburg] 2⅛ geerden in. Ende dat ander is nu onse. Op dit heijl weer heeft die H. Geest te Raemsdonk 13st daar Jan Gheritsz deel ende ons een gheerde die ons, Bael zyn wijf besette, niet af en gelden. Mer onse deyl dat wij daerin gecoft hebben ende Velthoven na beloop zyns deels gelden den chyns voirn. oik hebben wy chijns op t heel weer ut patet in registro. Ibidem aen Merten Ramsweer legget Heyn Smittensz weer ende is groet 14 geerden en gelt 2£ chyns, die nu betalen Willem Woutersz tot Wasbeek met 1£ met Peter Henricsz. Ende Bertout Bertoutsz ende Gheryt van Ghesel ½£. Item daer leghet Jans Joeden weer aen, ende is groot 14 gheerden ende ghelt oic 2£ chyns en betalen nu Jan Gerritsz tot Wasbeek 2 brasp, Andries Andriesz 1 brasp. en Adriaen Back ½ brasp. In registro anno 1479 scripsit: heer Willem van Brakels lant non pertinet nobis, scilicet 4 jurati in Raemsdonc juraverunt. In registro anno 1484 scripsit: gegeven van Willem van Brakels lant van allen jaren die wij ontfangen hebben aan de ontvanger van sherotgen wegen 20 R gld et partem van 4 plibus [?]
1518-02-25 (2) | Oosterhout
Cartul Carth Raamsdonk anno 1518 fol 91v, 92/Carthuizers St Geerdenberg
Jaartallenindex
(vervolg) 4) ½ buynder beemden gelegen oick achter ten Hout in die bodonge alsoe groet ende cleyn dat gelegen is, an die zuidzijde: Art Gherits erve, noord: Thonys die Bruijn, streckende van Jan van Zeben erve oestwart tot op den Bodonghen wech westwaart, vrij met heren chijns; 5) noch omtrent een buynder dorder weygen gelegen Steloe, op die noordzijde: mr Wilm Humansz erve, zuid: Goyart van den Biestraten erfgenamen, west: Neel Aert Gerrits erve, oost: sheren straat, vrij met heren chyns; 6) noch twee viertel rogs erfpachts van een pacht van 5 viertelen daer die drie aff gelost waren. Welcke Jan van Zeben jaarlijks utreickende is den voirg. Mariken ende Cornelia dieselve Jan voirtyts geloeft had Peter timmermans te betalen alle jaer te Lichtmis op zyn uutgegeven goeden, na utwysen der brieve die daerf is. In welke erfenis voirg. dat voirs. goidshuys gevest en geerft is met vonnis ende met rechte alsoe dat hem seker is ende vast. In oorkonde bezegeld met onsen zegelen 1518, 25 Febr. Drossairt, scepenen en gericht van Oesterhout. Wy hebben geconsenteert en consenteren in de ghifte en transport van den goeden gespecificeert in den brieven, hieraan gehecht t.b.v. het clooster v.d. Chartroysen bi den Berghe. Gescreven tot Breda den 13 Febr. 1518 Ludicx styll (1518-02-13)
1428-12-12 | Wildonk
Cartul Carth Raamsdonk anno 1518 fol 133v/Carthuizers St Geerdenberg
Jaartallenindex
Jacob Buijs, ghewaert rechter in den ambacht van Raemsdonck, en Jan die Jode, Everaert die Bije, Herman Jansz, Gheryt Gheryt Ansensz, Laurijs die Bont, Dirck van der Kerck ende Dirck Hughez, heemraders in denselven ambacht, oorkonden dat broeder Henric van Best, procurator van de Chartroysen bij St Gheerdenberghe, ende heeft gemaent als recht is alzulke 3£ als die Zartroysen voirs. hadden op 22 hont lands gelegen in een stuk lands geheten dat Wildonck. En dat daerna broeder Henric weder gecomen voer ons in een ghebannen vierschaar ende heeft gevraacht of daer enich pacht of chijns gelegen was onder den rechter of ten heemraet ten behoeve van de Sartroysen voirs. Ende die rechter ende heemraders antwoorden hem dat onder hem niet gheleyt en was. Des eysschede hij een vonnis wes hij metten recht schuldig waer te hebben. Daer waert hem ghewijst dat men hem in dat land voirs. erven zouden tot behouf der Sartroysen voirs. Des hebben wij ons rechter ende heemraders gedacht op dat erve ende hebben dat lant gheeyghent, ende broeder Henrick, procurator in t land voirs. gheervet tot behoef der Zartroysen als die heemraders wysden dat recht was, behoudende enen ijeglyken syns rechts. Want wij heemraders als geen zegel hebben, zo verzoeken wij Jacob Buys onse rechter voirs, dat voor ons te bezegelen (vgl 1428-12-27)
Jacob Buijs, ghewaert rechter, en Jan die Jode, Everaert die Bije, Herman Jansz, Gheryt Gheryt Ansensz, Laurijs die Bont, Dirck van der Kerck ende Dirck Hughez, heemraders
1518-02-25 (1) | Oosterhout
Cartul Carth Raamsdonk anno 1518 fol 91v/Carthuizers St Geerdenberg
Jaartallenindex
scepenen in Oesterhout oorkonden dat Cornelia en Maryken Peter Heijn tymmermans dochteren met Jan Cornelis Lipper, haerder beyder voocht, opdroegen aan de Carthuizers bij St Gheerdenberge dese nabescreven gueden, welke hen gebleven zyn na de doot harer ouders een dat tot al zulker einde ende meyninge dat die moniken en priester hiervoor sullen hebben Rynse wyn in die vasten en in die advent: 1) een huysinge honinghe [!] metten landen boemgaerden ende weyden daeraen gelegen omtrent 4 buynderen groet wesende zoals die gelegen zijn ten Hout in die Achterstraet, ten noorden: Jan van Zeben huis en erf, zuid: Willem Pietersz van Ossendrecht, streckende neven eynen eynde op Lauwereis Jan Michielsz erve oistwert ende mitten anderen eynde op des heerenstraat westwart. Vrij met here chijns ende twee viertelen ende 1½ lopen rogs erfpachts voir utgaende; 2) item noch een acker omtrent wat meer, dat ½ bunder groet is, gelegen te Vraechel in die Hontsche acker, west, noord: Peter Art Goyartsz erve, zuid: Jan Lauwreysz erfg. erve, oost: op des heren straet. Vrij met sheeren tyns; 3) noch een stuk beemden geheten den groten Rietbeemt omtrent ¾ van 3 buynder daer, dat ¼ deel Jan Zeben in heeft, also groot ende cleyn als dat gelegen is achter ten Hout, oost: Henric Jansz van Gilse met zyn erve, west: den kleinen Rietbeemdt, welke dese Peter Timmermans kinderen gegeven hadden der kerken in Oesterhout om vesper te zingen, streckende van Machiel Goyarts erfgenamen erve zuytwaert tot op den waterlaet toe noerdwaert. Vrij met heren chyns
Gielis van Ghijzels en Henrick Jansz van Ghilse, schepenen
1527-07-29 |
R.A.H. Coll Aanw 117 Caput N.H. fol 40, 43
Jaartallenindex
also men bevonden heeft dat juffr. Clara van Berendrecht, huisvrouw van Vranck Pietersz van der Meer, bij dode van haar broeder wijlen Joost van Berendrecht verlydt es bij versuijmenisse den chijns van Hodempijl in Delfland, per jaar waardig 11 £ 15sc van 40 gr, die Joost van de grafelijkheid van Holland in leen hield ten rechten leen, zodat dit leen na zijn dood niet op zijn zuster komen mocht, toen Joost geen zoon naliet. Vranck was gesommeerd om zijn handen van dit leen af te houden, waarop Vranck antwoordde dat in den jare 1470 tot versoeck van Jan van Zwieten bij decreet van den Hove van Holland vercoft zijn geweest vele en diverse partijen van leengoederen toebehorende Jan van Hodenpyl, en dat daarvan koper is gebleven wijlen Jan Gerritsz van Berendrecht, vader van Joost en van jvr Clara, die vervolgens daarmede beleend is geweest, waarna het leen erfde op Joost van Berendrecht, die ermee beleend is geweest, en na zijn dood verlyt is op juffr. Clara. Jan Gerritsz had bovendien het leen gekocht tegen de penn. 26, terwijl de andere lenen verkocht waren tegen den penn. 11, 12 of 13, daar deze cyns niet voor een erfleen gehouden was. Vranck komt nu met de Rekenkamer overeen, dat hij consent krijgt om als recht leen beleend te worden tegen betaling van 90 gouden Kar gld, in handen van de ontvanger v.d. espargnes. Op 1527-08-27 (of 25) verklaart Crispyn Jansz de 90 gouden Kar gld ontvangen te hebben. Op 1527-11-04 wordt Vranck Pietersz van der Meer met dit leen beleend
Cornelis Barthouts, Anthoine le Bucq, leenmannen
1473 (2) | Raamsdonk
Cartul Carth Raamsdonk anno 1518 fol 101, 102/Carthuizers St Geerdenberg
Jaartallenindex
(vervolg) ende scripsit in suo registra anno 1473 en 1474 ubi addit: Jan van Velthoven tot Tilborch Peter Snacken deel in Merten Ramsweer. Hierof hebben wij gecocht Peter Matheusz deel 2⅛ gaarden van den welken 2st chijns blijven aen ons selven. Et ibidem gecocht tegen Henric Petersz die scoemaker te Oesterhout 4½ geerden lands in Merten Ramsweer, des anderen dages post Petri et Pauli in deselven coop dat wij hebben Peter Matheusz deel. Ibidem item solvi Gherit van Ghesel et nepoti suo pro parte sua in Merten Ramsweer, nl 2⅛ geerden onverhuurd. Merten Velthovelthoven tot Tilborch ons oirden van 3 gherden die wij nu hebben ende van dien dat wij hebben van Heyn schoenmaker elke gherde om 1 st quantum als van den oirden. Et ibidem nota: in Marten Ramsweer hebben wij noch gecocht tegen Heyn scoemaker te Oesterhout 4½ gherden diewelke Gherit van Ghesel ½ plach te vercynsen van zyns broeders kints wegen. Aldus hebben wij nu in dit weer 8⅛ gheerden daer wij gheen chys af en boren. In registro anni 1475: addit: Symon Boyensz 1 coronam. Ariaen van der Kerck unam peciam by t Zandoel, et unam peciam bij t verlaet. In registro suo anno 1476 scripsit: solvi Gherit van Ghesel pro filio fratris sui et Jan Gheritsz tot Waspic ipso die Johannis et Pauli 2⅛ gerden in Merten Ramsweer 15 scuta Ph 5st. Item pro alia parte scilices sorore predicti juvenis solvi avie sue videlicet uxori Henricis schoenmaker te Oesterhout 13 scuta Ph 5st per Adrianum Moyart generum suum