Bedoelde u soms?
huwelic | huwelicxe | huwelijk | huwelijks | huwelyck

10 resultaten

1482-03-12 |

G.A. Haarlem Inv 915 Hs v. Alkemade en v.d. Schelling I fol 80
Haarlem Algemeen

schepenen in Haerlem oorkonden dat Henrick Willemsz geliede, alsoo mr Jan Roeper, priester, en Meynaert Boen het huys en erve, dat zijn vader Willem Egbertsz hem te huwelick gegeven heeft …..... daermede tevreden is

Dirck Henricksz en Willem van Adrichem, schepenen

1534-05-10 |

Ms Opstraeten III fol 1157
Jaartallenindex

Jan die Ridder oorkondt: alsoo ick verplegen hebbe Anthonis de Ridder mynen brueder, voor den gerechte van Nederlangbroeck 108 Ph gld (volgens de doorgestoken brief) soo ist dat ick Jan lye en bekenne etc dat Anthonis voirs. my 104 Ph gld ondergelaten heeft. Des hebbe ick geloeft etc. den voors. Anthonis alle jaer te geven durende ter tijt ende wyle toe Anthnonis wittelycken huwelick gedaen sal hebbe (vgl 1531-12-16)

1516-10-31 |

A.R.A. 490 no 118/Sent. Hof van Holland
Jaartallenindex

Jan van Leuwen en Heynrick Ghijsbrechtszoon, impetranten in cas van reformatie, contra Claes Gaeff ende Geryt die oude als voogden van Jan Cornelisz, verweerders. De voors. impetranten allegerende dat wijlen Cornelis Paedze in huwelick vergadert is geweest in den jare 1510 met eenen Liedewij Jansdochter, woenachtich binnen der stede van Amsterdam, aen welck huwelick die voors. Liedewy onder andere goede gebrocht heeft, zekere huysinge ende erve staende binnen de voors. stede in de Warmoesstraet, onder conditie dat die voors. Jan Cornelisz, voorzoon van Liedewy, vuyt alle die voirs goeden hebben soude 150 Rynse guldens eens ter cause van zijns vaders erve, welke 350 R gl d hem bewezen waren op het voors. huis en erve dat Cornelis en Liedewy bezaten als hun eigen goed tot 1511-11-13. En dat de voirs. Cornelis in Pinxtermarct 1511 van den voirs Jan van Lewuen gecoft zekere hoeveelheid laken voor de som van 300 gouden Rg, te betalen in het jaar 1511, en dat hij op dezelfde tijd ook van Heynrick Ghijsbrechtszoon laken gekocht heeft voor 139½ R gld. Dat Cornelis Paedze toen overleden is in 1512, en dat Liedewy voor de baar is uitgegaan. De voors. eischers hebben toen pandinge verzocht en het gerecht van Amsterdam aan hetgeen het huis meer waard was dan de 350 R gld, toekomende aan Jan Cornelisz, waartegen gedaagden opposeerden. Eischers voelen zich nu door het vonnis van het gerecht van Amsterdam bezwaard. Het Hof oordeelt het vonnis van het gerecht van Amsterdam wel gewezen, en veroordeelt impetranten in de kosten

1517-01-28 (1516) |

A.R.A. 490 no 201/Sent. Hof van Holland
Jaartallenindex

pater, mater en convent van St Aechtenclooster buiten Leiden impetranten in cas van reformatie, contra Jan van Woerden, Albaren van Woerden mit hueren consorten, allegerende de voors. impetranten dat een genoemt Jacob van Woerden hadde een natuerlicke dochter gehadt genoemt Katerijne die dezelve wijlen Jacob tweemael uytgehylict hadde, eerst an een Olivier bastert van Duvenvoerde, ende nae an meester Philippus Bertelmeusz, doctor in de medecyne, ende dezelve zijn dochter gedoteert ende te huwelick gegeven zekere goeden ende onder andere zekere landen ende erven ende bysonder den eygendom van een huys staende in de Marssemansstege ende een huys staende an die Kerckgraft binnen der stede van Leyen. Kateryne overleed kinderloos, doch schonk genoemde huizen aan genoemd klooster in strijd met een keur van Leiden dat goed van een bastaard gaat naar de zijde vanwaar het gekomen is. Het gerecht van Leiden wees ze echter toch aan het klooster toe. Het Hof oordeelt dat dit vonnis onjuist is gewezen

1548-07-26 |

R.A.H. Coll Aanw 251 fol 889-891/Mem Hof van Holland
Jaartallenindex

request van Aelbrecht Braseman als vader ende mr Henrick Dircsz als oom van Griete Albrechtsdochter, dat Claes Claesz Loon getrouwd hebbende de voors. Griete, ende staende huwelick van sober regimente wesende zijn goede gedilapideert heeft met spelen, dobbelen ende oneerlicke herbergen besouckende, zulcks dat wijlen Claes Loon Fransz hem in voorjaren, te weten 1542-06-28, bij den gerechte van Amsterdam de administratie van zijn goederen interdicerende der stede kint hadde doen maken. Zekere tijd daarna, overmits de continuatie van het voors. quaet regiment, op den huyse van Abcoude doen bewaren heeft, aldaer hij uijtgebroken ende ontloopen es. Na dood van zijn vader heeft hij zijn slechte leven niet gestaakt, en hij is bezig zichzelf, zijn wijf en kinderen ten gronde te richten. Hij heeft nu van zijn vader ook goederen buiten Amsterdam geerfd, en ook zijn vrouw heeft hem goederen aangebracht buiten Amsterdam, die hij ook er zal doorbrengen. Het Hof ontneemt aan Claes Loon Claesz het beheer over zijn goeden en draagt het gerecht van Amsterdam op daarover een curator aan te stellen

1522-05-17 |

R.A.H. Coll Aanw 243 fol 412/Mem Hof van Holland
Jaartallenindex

voor den Hove van Holland zijn gecompareerd de deken van de Capelle opt Hof in den Hage, die prior van de Predicaren in den Hage als executeurs-testamentair van wijlen Neeltge Anthonis Jansz ter eener zijde, en mr Reynier van Dockum ter andere zyde, en zijn geaccordeerd dat zij zo spoedig mogelijk zullen overgaan tot verkoop van de goederen van de voorn. Neeltje Anthonis Jansz. Aan mr Reynier zal uitgereikt worden "in aelmisse en voor alsulck recht als hem soude mogen competeren an den voors. goed, zowel uyt cracht van zeker testament bij him geallegeert bij de voors. Neeltge gemaect totprofyt van mr Reyniers dochter als van schade en interesse, zoveel als aan het Hof redelijk zal toeschijnen". Op 1523-01-27 bepaalt het Hof de som die mr Reynier van Dockum zal ontvangen op 300 R gld, waarvan hij reeds 158 gld ontvangen heeft, zodat hij nog 142 gld te vorderen heeft. De som van 10£ gr Vls sal blyven onder Vranck van der Houve als administrateur gesteld van den selven goede tot behoef van den huwelick van des voirs. mr Reyniers oudste dochter omme haer die te geven als zij hylict. Ende t surplus bedragende 82 R gld zal Reynier ontfangen uijten handen van Vranck in 2 termijnen

1564 (2) |

R.A.H. Coll Aanw 546b
Jaartallenindex

vervolg nieuwe bedycte landen in den Bergermeer: - Jan Jansz Steenhuys te Alcmaer zal contribueren met 153 ½ roeden, maer heeft aengecocht 238 ½ roeden dat hij in die nieuwe landen te weinich contribueert, dat gheeft hy t over in zijn oude land; - Sebastiaen Craenhals heeft Cranendal geoccupeert, verdeelt an twee percelen, groot 7 morgen 218 roeden; - Cornelis Symisz Manneken als zyn eylant 366 roeden 10 voeten. Landen bij mijn heer Willem Schouten lestmeel vercocht: - Aeriaen Gerrit Eeuwoutsz van Bergen, gelegen rontsom Sampel als t 6e perceel in die Noordtdellen, 845 roeden 16 voeten; - Cornelis Cornelisz Cuyper ant Soetelandt, wesende t eerste perceel in die oosterlanden, 1553 roeden (in margine: al 1549 roeden); - Claes Haercksz als voocht van t Oude Hof belent aen haer land in den Wielanden ende Kuylkebreeck, 248 roeden 9 voeten. Dieselve van wege als voren belent an den wielanden ende de wech, 368 roeden 12½ voeten; - Alidt Tyssen te Alcmaer, gelegen in Goudaert aen de scheydtsloot, 142 roeden 9 voeten; - Magdaleen Basgens tot Haerlem rontsom haer eyland genaamd "Broote hal", 600 roeden; - Aernt Reijnsteijn sustineert hem van Brederode in huwelick gegeven te zijn en alsoo als leen te houden deze 4 navolgende percelen in die Suydervennen, 11e perceel, totaal 15 morgen 294 roeden; - joncker Floris van Jutfaes occupeert mede die 2 leste percelen in Kuijlkebreeck, zeggende die te leen te houden van den huyse van Vianen, volgende zijn leenbrief dd 1577, maar heeft geen morgengelt daarvan betaelt vóór november 1585, hij betaalde toen alles tegelijk, 1887 roeden

1532-09-02 |

R.A.H. Coll Aanw 119 Caput Zeeland, Voorne fol 62, 64
Jaartallenindex

(doorgehaald) dat nu op den lesten van der voorleden maand van Augustus gecompareerd is voor de stadhouder van lenen en voor leenmannen Cornelia Eeuwout Soetendochter met haar man en voogd Jan Jansz barbier, en verklaerde hoe dat tot heurer kennisse gekomen was dat wijlen Jan Jansz Zeuw als voogd van heur nichte Grietken Jan Zoetendochter, omme te voldoen Margriete Jansdochter van Veen als doen weduwe desselfs Jan Soeten, van alsulcke restoir ofte recompense als heur mochte competeren ter cause van de conqueste en vercoopinge van seeckere parceelen van leenen die de voors. wijlen Jan Willemsz Zoete staande huwelick met Margriete had gecoft, gelegen in Vosmaer, onsen lieven en getrouwen ridder en raad heer Frederik van Renesse heer tot Malle vercoft een jaarlijkse rente van 10£ gr Vls, losbaar den penn. 16, gevestigd op de leengoederen, acte dd 1527-09-19, en dicte van het Hof dd 1527-09-27. Voor welke rente bij de voors. Jan Jansz gevangen was 960£ van 40 gr Vls, die hij (wijlen Jan Jansz) gebruikt had tot quiting van het voirs. restoir. Ende al was soe dat sij comparante heur geen erfgename van Grietken Jan Soetendochter gefundeert, maer alleenlick angevaert hadde de voors. percelen van leenen, dewelke mitsdien geconserveert en in wesen gebleven zijn, an heur gecomen zijn, t welk bij aventure anders hadde mogen failgieren, soo ist dat sy comparante, met consent van haar man die ook present is, als leenvolgster van Grietken Jan Soetendochter en bezitster van de voors. leengoederen, de belasting van deze leengoederen bij deze confirmeert. Karel beleent heer Frederik van Renesse heer van Malle met deze rente van 10£ per jaar (vgl 1532-08-31). Op 1552-07-08 verklaart heer Johan van Renesse tbv de huisvrouw van Willem Zybertsz deze rentebrief te royeren

mr Claes van Essche, onse Raad en rekenmeester in Holland, Pieter Bol, auditeur v.d. rekenkamer, leenmannen

1578-01-30 |

Ms Opstraeten v.d. Molen III fol 654
Jaartallenindex

compareerde voor het Hof van Holland Gerret van der Burch als procureur van Wilhelmyna van Haeften, vrouwe douagiere van Assendelft en jhr Cornelis van Assendelft mede voor zijn onmondige zoon jhr Gerrit van Assendelft, requiranten ter ener-, en Cornelis Molenijser als procureur van jhr Johan van Assendelft, gerequireerde, ter andere zijde, betreffende een accoord van 18 januari (ten huize van de douagiere in den Hage), waaruit blijkt dat wijlen jhr Nicolaes procedeerde met jhr Johan over het octrooi tot testeren in 1543 aan heer Gheryt heer van Assendelft verleend, betreffende de goederen diensvolgens door wijlen heer Gheryt aan wijlen de heer van Besoijen vermaakt. Volgen 2 sententies van het Hof: 1) ten voordele van jhr Johan, waarbij aan hem toegewezen zijn de allodiale goederen hem bij het testament van heer Gheryt toegedacht, 2) ten voordele van de douagiere en de exec. test. van wijlen jhr Nicolaes van Assendelft en de voogden over diens enige erfgenaam jhr Floris van Assendelft, waarbij het octrooi nietig wordt verklaard. Jhr Floris overlijdt hangende deze zaak. Partijen komen overeen dat jhr Johan terstond aanvaarden zal: 1) het huis en slot van Hoeningen, 2) de heerlijkheid Cralingen, 3) ⅔ deel van de landen ende aenwassen in Charlois of Roobenoort gelegen, 4) de ambachtsheerlijkheid van Cathendrecht, 5) 12 morgen lands aldaar, 6) 100 Kar gld per jaar uit een rente van 175 gld, op Alblasserdam, 7) alleenlijk tijdens het leven van de vrouwe douagiere zal hem volgen de ambachtsheerlicheid van de Hooge Ban ende Schiebroeck, ende rest van de rente van 175 gld, de grienten, tienden en landen tot Worckum en in den lande van Altena, zowel lenen als eygen, benevens het ⅓ deel van de eigen goederen en landen tot Worchum en in het land van Altena, wijlen Nicolaes tot sijn legitima etc. De douagiere behoudt haar lijftocht aan deze goederen. Jhr Johan neemt tot zijn last de rente van 100 gld per jaar voor elk van zijn 6 zusters, o.a. aan jvr Rhenata in huwelick belooft aan jhr Goosen van Vaerick, en aan jvr Catharinaa, huysvrouw van jhr Willem van Lochorst. De zaak wordt verder geregeld door procureurs. Het Hof geeft willige condemnatie hierop

voor mr Jeronimus van Borre, mr Joost de Menijn, Raedsluiden, als commissarissen ter audientie van de rolle gecommitteerd; 1578-01-18: in presentie van mr Matheus Vierling en Henric Heerman, als getuigen; Petrus de Capella, clericus Traj., notarius publicus, instrumenteert de overeenkomst in den Haghe

1558-11-28 |

G.A. Haarlem Inv Enschedé 2145/Lade Grote Charters no 2145
Jaartallenindex

in de zake hangende voor den Hove van Holland tussen Pieter Florisz van Adrichem, woonende tot Haarlem, impetrant in reformatie en requeste civile, ter ener, en mr Boudewijn de Weent als voocht van de kinderen van Adriaen Florisz, Ysbrant Claesz als voocht ende vuyten name van Wilhelma Florisdochter en als man en voogd van Cornelia Florisdochter. Mitsgaders Harman van der Laen als man en voocht van Oetges Florisdochter. Alle kinderen van wijlen Floris van Adrichem, gedaechden en gerequireerden ter andere. Proponerende die voors. impetrant dat wijlen mr Outgert Pietersz, in zijn leven priester, wonende tot Haerlem, in den jare 23 den impetrant alhier, mitsgaders wijlen Aeff Adriaensdochter alias Aeff Stickelsdochter ende Oetges Florisdochter gegundt ende gegeven heeft gehadt drie stucken lants: 1) groot 12 maden gelegen in Sperwoude, 2) groot 3 maden, genoemt de Gruyter, 3) 12 maden lants gelegen in Haerlemmerliede, an welcke landen den voors. mr Outgert reserveerde de usufructie. Waernae in den jare 29 de voorn. mr Outgert deser werelt overleden synde, was den voors. impetrant voor ⅓ deel in de voors. drie stucken lants gerechticht. Twas oick soe dat wijlen Haese Pietersdochter, weduwe Ghysbrecht van Loddesteijn, des voirs. mr Outgers suster, den impetrant gemaickt ende besproken heeft gehadt een mad lant gelegen tussen Sparendam en Amsterdam aen den Hoogendyck omtrent Oestdorp, daervan de impetrant de brieven bij de executeurs van de voors. Haese syn geweest. Alle welcke perceelen van lande wijlen des impetrants vader ende syne moeder nae ende successivelicken de gedaechden alhier in t geheel geoccupeert hebben gehadt zeedert t overlijden van mr Outgert ende zyn zuster. Ende alsoe des voors. impetrants vader ende moeder tesamen in huwelijke vergaderende expresselyck verclaert ende gewilt hadden dat alle kinderen die zij naer heurluijder doot souden achterlaten even ryck weesen souden. Ende dat wijlen den voirs. Adriaen Florisz bij des voorn. impetrants vader en moeder gehylict was, tewelcken subsidie van huwelick hy oock ontfangen zeeckere schoone goederen. Ende beduchtende desselfs impetrants vader en moeder dat daeruyt questie zou mogen rijsen, ende dat oick alle heuren anderen kinderen achtervolgende huwelicxe voorwaerden even rijck behoorden te weesen, hadden de voors. Floris van Adrichem en Aeff zyn huysvrouw gewilt ende gedisponeert dat alle heur kinderen even ryck in huerder beyder goederen weesen souden. Ende was daernae de vooirs. Floris van Adrichem deser werelt overleden, achterlatende tot zijn kinderen en erfgenamen de voors.impetrant, mitsgaders de voors. Adriaen, Dirck en Outgert Floriszonen, Cornelia ende Wilhelma met Oetges Florisdochter. Waarna de voirs Outgert mede deser werelt overleden is, achterlatende de voors. Adriaen, Pieter ende Dirck Floriszonenen, mitsgaders die voors. Cornelia, Wilhelmina ende Outges Florisdochter tot zijn erfgenamen. Hadde mette des voirs. impetrants moeder nae t overlijden van haar man ende Outgert Florisdochter gedoteert gehadt die voors. Cornelia ende Outgerst ende was daernae insgelycs oock deser werelt overleden, naer wiens overlijden die voirs Dirick Florisz en des impetrants broeder meede deser werelt overleden was zonder enichge kinderen achter te laten, achterlatende zijn quote en portie in de goeden bij zijn vader en moeder mitsgaders de voors. Outgert achtergelaten ende tot zijne erfgenamen dese contendenten alhier. Ende hoewel die gedaichden alhier wel behoort hadden mitten impetrant geprocedeert te wesen tot behoorlycke schyftinge ende deelinge van alle de goeden bij de voors. Floris van Adrichem, heurlieder vader achtergelaeten, mits bij de voors. Adriaen Floris innebrengende tgunt hij van zijn vader te huwelijk gehadt hadde, mitsgaders den voors. impetrant voor uyt te laten volgen ⅓ deel van de voors. drie percelen lants ende nocht t voors. maedt lants hem bij den voors. mr Outgert ende zynen suster respectivelick gesproecken, met alle die vruchten daervan gecomen. T schijnt nochtans dat zijluijden van t zelve te doen onwillich ende in gebreecke gebleven zijn. Gelyck zij oock mede zyn van den impetrant te laeten volgen t gundt hem bij den overlijden van de voors Outgert, zijn broeder Aef Adriaensdochter, zijn moeder ende de voors. achtgerlaten. Ende hoewel deselve gedaechden wesende in t bezit van alle de goederen bij alle de voirs personen achtergelaten niet geraict en waeren omme de impetrant enige questie te moveeren. T hadde hemluyden nochtans belieft gehad den impetrant te doen roupen voor die van Haarlem. Het gerecht van Haarlem had uitspraak gedaan ten nadele van de impetrant. Deze was daartegen in beroep gegaan bij het Hof. Daar hadden de gedaagden aangevoerd dat wijlen Floris van Adrichem en Aeff Adriaensdochter, vader en moeder van dese concendenten in den jare 1532 hun testament gemaakt hadden in die zin dat indien een van de ouders overleed, de kinderen allen even rijk zouden zijn niettegenstaende dat [aan] enich van deselve kinderen yet by testament, gift of legaat ofte anderzins gegeven, gemaect ofte besproocken waren. Rebellen tegen deze bepalingen werden bij dat testament verwezen alleen naar hun legitime portie. Nadat Floris overleden was, had Aef Adriaensdochter nog eens in t jaar '51 geconfirmeert, verclaerende hierbij dat alsulke goeden en giften den impetrant en Oetgist zyn zuster by wylen mr Outgert Pietersz heuren oom gemaect en gegeven waren, zoewel zynen anderen broeders en zusters uyt gelycke faveure ende gunste als hem en zyn voors. suster waren gemaect ende gegeven etc. Het Hof verwerpt het beroep van de impetrant den 28 Nov. 1558