10 resultaten

Noorde, van | 1547-1550

Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl V dossier 464
Achternamenindex

Claes Jansz van Noorden had op 20 juli 1485 14 morgen land verkocht aan het Augustijnerklooster in Dordrecht en het tegen 6 gr Vls per jaar weer in erfpacht gekregen, zijn kinderen meenden dat aflossing mogelijk was. Volgens het klooster was de erfpacht in 1491 wegens wanbetaling beeindigd. Het klooster kreeg ongelijk van het Hof en ging in beroep bij de Grote Raad. Het land ligt in oost Barendrecht; voogden over zijn kinderen: Bonefaes Jansz en Wouter Jansz van Rotterdam

1551-07-17 |

R.A.H. Coll Aanw 254 fol 195/Mem Hof van Holland
Jaartallenindex

bij het afhoren van de rekening van de Hontsbossche op 12 maart jl gedaan, was kwestie gerezen over het maken ende onderhouden "van der bepalinge ende platinge van beyde die zyden van den groten Zanerdamsche steenen sluys". Die van Wormer c.s. betoogden via hun gemachtigde Cornelis Claesz, dat dit was voor rekening van de ingelanden en contribuanten van de Hontsbos. Terwijl laatstgenoemden meenden dat de gestoelden in den dyck ende de dam hiertoe verplicht waren. Beslist werd dat laatstgenoemden de voorn. platinge onderhouden zouden, echter zou hun 50 Kar gld in eens hiervoor uitgereikt worden. Het Hof beveelt nu aan de rentmeester van de duinen van Petten deze 50 gld te betalen

1516-11-23 |

R.A.H. Coll Aanw 242 fol 164v, 165 (losinliggend)/Mem Hof van Holland
Jaartallenindex

zoe dede heer Jan van Duvoirde, heer Willem van Alckemade, ridders, Willem van der Bouchorst en Floris van Assendelft als heemraden van Schieland in handen van mynhere de Stadhouder, de Grave van Nassau. Ende mits dat heer Jan en heer Willem hem zeggen te wesen heemraden van Rynland en sonder redene gesuspendeert te wesen, daervan zij onlancx bij appointemente van den Coninck gestelt zijn in justitie, dat zij in meeninge zyn te achtervolgen, waeromme zij protesteerden nietjegenstaende den eedt dat indien zij wederomme gerestitueerd worden, dat zij meenden te kyesen welke van den heemraadscippe, van Rynlant ofte Schielant, zij zouden willen houden. Daerup hen geseijt was dat zij huer recht bij justitie vervolge mochte, ende dat gedesideert des Conincx meeeninge niet en was hen eenich ongelyck te doen. Dezelfde akte in de tekst op fol 170

1486-02-28 |

Grote Raad Mechelen E.A. Dossiers dossier 74 (C 95 oud) dl I
Jaartallenindex

brief van een verkochte rente (door de stad Gouda) van 10 R gld aan: - Lysbeth Aernt Cornelisz dochter, echtgenote van Aernt Goudt en haar zoon Jacob Aernt Goudtsz; - aan Jacob Aernt Goudtsz en Jan Aernt Goudtsz; - aan Jan Aernt Goudtsz en Aernt Aernt Goudtsz; - aan Aernt Aernt Goudtsz en Jacobmyn Aerntsdochter; - aan Lysbeth Aernt Cornelisdochter en Jacobmyn Aernt Goudtsdochter. Bevinden zich in het dossier van het proces van de magistraat van Gouda contra Arent Goudtsz. De stad had in 1492 van de hertog surceance van betaling verkregen wegens haar slechte financiƫle toestand. Een aantal schuldeisers liet echter toch beslag leggen op personen en goederen van inwoners van Gouda. Eisers verweerden zich met een verkregen mandament tegen de vordering van verweerders c.s. die in 1486 enige lijfrentes van de stad hadden gekocht. Verweerders meenden dat de lijfrentes wegens hun bewoordingen buiten de surceance vielen

1570~ |

Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl VII dossier 632
Jaartallenindex

gasthuismeesters van het St Nicolaasgasthuis te 's-Hage contra overige schuldeisers van Dirck Pynssen van der Ameide [!?], schout van Delft. Op 15 juni [elders juli !] 1550 leende Dirck Pynssen van Frans Adriaensz Gorter 150 Kar gld, losbaer tegen den penn. 16, verzekerd op zijn hofstede te Ryswyk. Op 1550-08-20 leende hij van gasthuismeesters nog eens 18 Kar gld, verzekerd op hetzelfde onderpand. Dirck Pijnssen vestigde zich later in [!] het kasteel Levendaal [bij Rhenen]. Toen hij de rente over 1565 en 1566 niet voldeed, werd hij door een deurwaarder gemaand. De hofstede was inmiddels gekocht door Hadewij Pynssen, weduwe Adriaen van Duijn. Toen zij deswege voor het Hof werd gedaagd, betaalde zij de twee achterstallige termijnen. Later werden de renten over 1567 en 1568 ook niet voldaan. De schuldeisers van Dirck Pynssen van der Ameide [!] eisten voor het Hof van Holland de hofstede te Ryswyk te doen verkopen. Zij meenden dat hun vordering preferent was

1540-12-18 |

R.A.H. Coll Aanw 121 Caput Z.H. fol 151v (Arkel)
Jaartallenindex

request aan de luyden van de reeckeninge van Pieter Cornelisz ende Sanijs [Sarijs] Thonisz x Mariken Cornelisdochter, zuster van Pieter Cornelisz, hoe in den jare 1515 een Adriaen Cornelisz overgegeven zijn geweest zekere 2 morgen lands gelegen in Noordeloos, gecoft bij heurluyder vader, genaamt Cornelis Pietersz, tot profyte van denselven zynen zone, mits bij hem daeraen behoudende zijn lijftocht. Welk land als leen zijnde, denselven Adriaen Cornelisz verlijt is geweest mitter voors. lyftocht. Adriaen Cornelisz overleed in 1527, sonder dat zij supplianten wisten dat een huerluyder als deszelfs Adriaens broeder t selve in t leenhof behoorden te verheffen, gemerckt de lyftocht van heurluyder vader, die eerst omtrent Niolai (?) overleden is, mits t welke zij an t leenhof meenden te verzoeken, dan werd henluyden geweygert mits de voors. redenen, als deurdien aen de keizer vervallen. Ende alsoo sij schamele lantluyden syn, die de usantie niet en wisten, verzochten in gratie ontfangen te zijn. De rekenkamer komt overeen met Pieter Cornelisz en Zarijs Thonisz dat zij, gemerkt heurluijden onnoselheyt, het leen mogen verzoeken, tegen betaling van 10 Kar gld aan Heyman van den Ketel, als ontfanger van de espargne (vgl 1541-01-07)

1377-12-18 |

R.A.H. 45 fol 281v/Reg Albr. IV fol 170
Haarlem Algemeen

hertog Albrecht oorkondt want ons te voren quam ende verstonden van groten ondaet ende misdaden dat geschiet was binnen onser stede van Haerlem als van eenen voordachten opsette dat Masekijn heer Willemsz die uyt onse stede voers. ghebannen ende gheset was mit rechte, ende Symon van Bloemenvenne mit hoeren gesellen ende medehulpers ghemaecht hadden alsoe dat si binnen der stede van Haerlem quamen ghewapent ende daer husen aenstreden ende vochten op luden die sij meenden te slaen. Vooral het huis van Jan Baken had het moeten ontgelden. Alle schuldigen die voortvluchtig zijn: Ghijsbrecht, Wouter, Jan en Florissoen van Raephorst, mr Jan Hoene, Baertout, Florys, Gheryt Hoene [er staat Hoeve], Gheryt, Hughe, Boudijn Bake, Willem die Grebber, zijn broeder Jan Willem, Dirc van Tetrode, Willem Adrichem Jan Reynersz.z, Willem heer Woutersz van Zaenden, Jacob die Wilde, Willem van Rietwijc, mr Reyners broeder van Rietwijk, Jan Willem Damensz, Dirc Steyneldez, Dirc Rampenz, Jan Wiggersz, worden uit het land verbannen en hun goederen verbeurd verklaard. Voert sulcke doetslage als daer ghesciet sijn van den ghenen die dat opset vuer hadden op Dirc Boudynssoen, Willem van Gheervliet, Claes Martijnssoen, Jan Zeelander ende Gheryt Janssoen, die houden wy ons te berechten tot onsen goetdencken, ende daerenboven oec niet meer te doene an allen siden op lijf ende op goet, ende desgelycs mede van Heynric van Overcroft

1544-1546 |

Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl V dossier 439
Jaartallenindex

klooster Mariengaerde te Monnikendam contra de magistraat van Monnikendam. Tijdens de Gelderse oorlog (1536-1543) besloot Monnikendam de stad geheel te ommuren en de vestingwerken te verbeteren. Met de eigenaars van erven op de grens van de stad moesten regelingen getroffen worden. Tot deze grensbewoners behoorden de Tertiarissen van het klooster Mariengaarde, welk klooster een brouwerij had, die zich buiten de geplande ring van de omwalling uitstrekte. Toen hierover [!] een oplossing werd bereikt, kwam men tevens overeen dat het klooster een schutting met een poortje zou afbreken, welke de vrije omgang op de strook direct binnen de veste belemmerde. Toen het klooster de (voorgegeven !) overeenkomst niet nakwam, liet de magistraat de schutting door de schutterij afbreken, er zou daarbij geweld gebruikt zijn. De zusters meenden nu van de noodzakelijke beslotenheid te zijn beroofd. Het Hof van Holland gaf hun een mandament in cas van ....... (onleesbaar). Tevens vorderden zij de heropening van een gracht, die naar zij zeiden, onontbeerlijk was voor de aanvoer van noodzakelijke levensbehoeften; van het water eruit moest de brouwerij draaien. De magistraat had de gracht bij de veste doen afdammen. Bij interlocutoire sententie (1544-06-17) werd de magistraat veroordeeld de schutting te herbouwen en de waterpoort te heropenen. Aan het eerste bevel gaf men gehoor, van het tweede ging men in appel bij de Grote Raad, waar men zich erop beriep dat het hier een stadsgracht betrof. De Grote Raad vernietigde het vonnis en gaf het Hof opdracht beide zaken tesamen te behandelen. Door tussenkomst van commissarissen van het Hof werd tussen partijen een regeling tot stand gebracht betreffende het openen van de poort in de schutting in tijd van nood

1545-1559 |

Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl V dossier 475
Jaartallenindex

deken en kapittel van St Marie te Utrecht contra: 1) inwoners van het gehucht "aen de Waver", 2) Jan Jansz, schout van Ouderkerk aan de Amstel, bij interventie, 3) magistraat van Amsterdam, bij voeging. In het gebied tussen de Amstel en de Waver waren stukken land ingedijkt waar hennep en raapzaad op werd verbouwd door inwoners van het gehucht "aen de Waver". Op grond van het keizerlijk placcaat van 1529-04-19 (Groot Placcaatboek I 1586-1589) moesten daarover tienden worden betaald. Eisers meenden hierop recht te hebben. Toen de inwoners van aen de Waver weigerden te betalen, werden deze rauwelijk voor het Hof van Holland gedaagd. De schout van Ouderkerk intervenieerde nu voor de inwoners daar hij ook recht op de tienden meende te hebben. Hierdoor werden de oorspronkelijke verweerders uit het proces genomen, doch wel werden zij onderworpen aan de uitspraak van het Hof, dat op 1548-03-05 (1547) eisers in het gelijk stelde. De Grote Raad bekrachtigde dit vonnis op 1549-03-30 (1548), waarbij echter inzake heffing van de tienden ten westen van de Waver aan eisers hun actie werd gereserveerd. Bij de schout voegde zich nu de stad Amsterdam, omdat zij op grond van de in 1529 gekochte ambachtsheerlijkheid van Nieuwer Amstel rechten had gekregen ten oosten van de Amstel in de ban van Ouderkerk. Hangende dit proces verkregen eisers een mandament penaal, waarbij aan de schout van Ouderkerk bevolen werd de tienden te betalen. Kwam voor het Hof dat op 1551-07-27 en 1559-07-31 uitspraak deed ten nadele van eisers en ten voordele van Amsterdam, waarop eisers in beroep gingen bij de Grote Raad (vgl 1268-07-21, Oorkb. Utrecht, 1550-01-28, 1551-09-24, 1553-08-18 en 19, 1560-03-08; zie ook dl VI dossier 549 over de jaren 1545-1562)

1537-1539 |

Grote Raad Mechelen E.A. Dossiers dl III dossier 2749
Jaartallenindex

Dierick Jansz Voeght, Lauwereys en Jan Florisz, Dierick Claesz Smallinck e.a. taveernehouders + schout en schepenen van Heemstede contra magistraat van Haarlem + Proc. Gen. Geschil over het accynsvrij tappen buiten Haarlem, een doorn in het oog van de stad. Circa 1518 een arbitrale uitspraak. In Januari 1528 verkreeg Haarlem een octrooi volgens welke het gedurende 3 jaar verboden zou zijn binnen een afstand van 500 roeden rond de stad accynsvrij wijn en bier te tappen. Taveernehouders te Heemstede gingen in beroep tegen dit octrooi. Zaak bleef hangen, een uitspraak kwam er niet. Intussen trachtte Haarlem het bier tappen geheel te onderdrukken. In 1535 sloot de stad met de heer van Heemstede een daartoe strekkende overeenkomst, die in 1537 door de keizer werd bekrachtigd. De vorst verbood hierna bij placcaat het tappen van bier binnen 500 roeden geheel en al. Toen in 1538 toch weer werd getapt, liet Haarlem de overtreders beboeten. Eisers gingen in appel bij de Grote Raad, waar zij de jurisdictie van Haarlem betwistten. Zij meenden dat het accoord tussen Haarlem en hun ambachtsheer niet strijdig mocht zijn met de interlocatoire sententie dd 1529-09-10 van de Grote Raad waarin de clausule van inhibitie was opgenomen. Op 1537-04-29 werd bepaald dat de grens voor het tappen zou zijn het hek van het Bernarditenklooster. Bij andere stukken is ook gevoegd een request van verweerders om de kaart te mogen indienen. De Grote Raad beveelt 1539-10-20 het request aan verweerders te tonen. Aantekening van eisers dat zij de kaart niet wel gemaect vinden. Antwoord van verweerders die de aantekening van eisers niet gefundeerd achten. Appoinctement van de Grote Raad dd 1539-10-21, dat toestaat de kaart bij het proces te voegen. Kaart van het gebied ten zuiden van Haarlem, tussen Spaerne , Haarlemmermeer en duinen tot aan de Kennemerbeek. Vergezegeld van een legende. Het gebied waar het tapverbod geldt, is op de kaart aangegeven