13 resultaten
1521-02-19 (1520) |
R.A.H. Coll Aanw 243 fol 89v/Mem Hof van Holland
Jaartallenindex
daar Albrecht van Beaumont Govertsz als voogd en curator van Lourys Claesz Scrijver, wonende te Dordrecht, diens goederen hem van zijn ouders aangekomen belast heeft bevonden met veel schulden, verzoekt hij om Lourys en zijn huisvrouw in vrede te kunnen doen leven, van die goederen te mogen verkopen. Het Hof vergunt hem een rente op Lourys'goederen te verkopen van 1£ 1 sc 8 penn gr Vls sjaars ter lossing den penn 16. Bovendien zal hij Lourys' debiteuren mogen aanspreken
Burch, van der | 1438-07-31
Arch Kloosters Delfland p 237/Maria Magd in Bethanie no 97
Achternamenindex
Jan van der Burch verklaart Claes Jan Scoutenz met geen leenrechten te zullen aanspreken aangezien de rente die deze kocht van Florys Dirck Steffensz, gaande uit de Sculenburch, reeds bestond voordat dit land dat Florys in leen heeft van de hofstede ter Burch leenroerig werd; vgl 1368-04-13
Grevenbroek, van | 1394-06-27
R.A.H. Coll Aanw 65 fol 157v
Achternamenindex
hertog Albrecht heeft met zijn Raad een scheiding gemaakt tussen de monniken van Heusden van St Mariencroon en Robbrecht van Grevenbroek, aangaande het land genaamd het Nonnenweer: de monniken mogen dit land aanspreken met landrecht, winnen zij dan is het land van hen, anders moeten zij Robbrecht pacht geven etc
Swieten, van | 1330-10-31
Van Mieris II p 503
Achternamenindex
Dieric van Swieten moet clandestien verkocht leen land aanspreken, gelegen in Soeterwoude ambacht, 5 morgen in de Gheer, die Willem van Meerburch van de graaf in leen hield, de graaf aangekomen van Kerstans van Swieten die als balling gestorven is, echter niet het land dat Trude Boudijnsweduwe van Swieten bezit
Rietwijk, van | 1449-1450
Rek Rentmeester Kennemerland 880 fol 23v
Achternamenindex
de rentmeester zal door zijn substituut Aelbrecht van Raephorst met zeven tuig (?) land doen aanspreken te Opdam, dat Claes van Thorenburch als eigen gebruikt, terwijl het vroonland zou zijn "die voirs Aelbrecht heeft aldaer gesonden enen man alze Boudin van Rietwijck mit een voirspraeck geheyten Gheryt Pietersz die het land gelegen te Opdam aanspraken"
1474-02-12 |
Inv Arch Abdij Egmond no 241
Jaartallenindex
Jan Pietersz, schout van Egmond, oorkondt dat Gheryd Enghebrechtsz erkend heeft dat hij in voirtiden verkocht heeft met zijn evenknieen aan heer Aernt Philipsz, monnik en priester t'Egmond, tbv de abdij, een stucke lants gelegen in den ban van Backum, gelijk de opdrachtsbrief inhoudt, bezegeld met het zegel van de schout van Backum, doch dat hij daarna dit land weer aangesproken heeft, waarvoor hij penitentie gedaan en vergiffenis verzocht heeft. Ende dat convent heft hem dat vergheven om Goeds willen op sulke penitentien als Jan van Egmond en Jan Pietersz, scout voerg, hem overgeseyt hebben. Hij belooft dit land niet meer te zullen aanspreken. Bezegeld door den schout (zegel: klimmende leeuw ?) in presentie van Jan van Egmont en mr Willem barbier, als getuigen
1502-08-27 |
Grote Raad Mechelen E.A. Dossiers dl I dossier 177/200/Pb 42 (oud: 427)/ Sententie 804.57 en 804.86
Jaartallenindex
Gerart en Pieter van Coyegem c.s. contra Jan van Oostende, ridder, namens zijn vrouw Geertruid van Heenvliet. Tussen Jan van Heenvliet en eisers ontstond ± 1500 geschil over de erfenis van Jan's echtgenote Catharina van Steelandt. Jan werd door de baljuw van het land van Waes gevangen gezet (Katherine was te Belsele waar het echtpaar zich in 1498 had teruggetrokken, overleden) op beschuldiging van het wegvoeren van goederen uit het sterfhuis. Eisers vorderen als naaste verwanten van Katherine ½ van de erfenis. Jan van Heenvliet ging in appel bij de Grote Raad: hij meende dat men hem in zijn domicilie Brussel moest aanspreken. De Grote Raad beval op 1501-08-27 een ander onderzoek. Kort daarop overleed Jan van Heenvliet, waarna verweerder namens zijn vrouw, de zuster van Jan van Heenvliet, het proces voortzette. Op 1502-02-18 wees de Grote Raad de omstreden goederen aan verweerder toe
Vuren, van | 1436-03-10
Reg Bisschoppen Utrecht no 2903
Achternamenindex
bisschop Rudolph van Utrecht verbindt zich om, als Aernt Jansz van Wernsteyn, Derijc van Schawijc en Gijsbert van Lewen, Geryt van Vueren, die indertijd door Peter Grawert, maarschalk van het Overkwartier, wegens gewelddaden tegen het goed ter Weerse, aan de Nye Vaert gearresteerd is, in recht mochten aanspreken, geen vergelijk met hem te treffen, tenzij met goedvinden van de eisers, en om aan dezen, wanneer zij het proces winnen, de helft van de boeten af te staan en hun in het tegenovergestelde geval ter zijde te staan
1556-10-27 | Haarlem
R.A.H. Coll Aanw 259 fol 567v-570v/Mem Hof van Holland
Jaartallenindex
Duyfgen Pietersdochter van Saenen, wonende te Haerlem, requesteert aan het Hof dat zij in het jaar 1538 gekocht had van Jacob de Witte, mede doen wonende te Haarlem, een stuk land buiten de Schalkwijkerpoort in de vrijheid van Haarlem, welk land haar voor schepenen van Haarlem (1538-04-04) opgedragen is met belofte van vrijwaring. Intussen is Jacob de Witte overleden. Nu heeft echter Jan Jansz van Hoorn, wonende te Amsterdam, aanspraak op dit land gemaakt. Zij heeft zich toen beroepen op de kinderen van Jacob de Witte, die beweerden geen erfgenamen van hun vader te zijn, daar deze niets had nagelaten. Zij had toen de vorige eigenaars aangesproken: de erfgenamen van Pieter Fransz en Clementia Gerbrandsdochter. Deze waren echter tegenover haar niet tot vrijwaring gehouden. Zij verzoekt nu een curator te stellen over de nalatenschap van wijlen Jacob de Witte, ten einde die tot vrijwaring te kunnen aanspreken. Het Hof voldoet aan dit verzoek en benoemt mr Ghovert Moesgesel van Haerlem tot curator over de herediteyt van Jacob de Witte en diens huisvouw
1378-09-29 |
R.A.H. Coll Roeperpapieren Inv 3 regest 13
Haarlem Algemeen
broeder Johan Gaude, commandeur, en convent van het godshuis van St Katerine te Utrecht van St Jansorde oorkondt de gift van land, van erfenis, die Machteld Hughe Roepersweduwe voor scepenen van Haerlem bewezen heeft aan haar 2 zonen, broeder Dirc en broeder Peter, broeders van onse orde, als van horen vaderliken erve dat hem anbestorven is in manieren als die scepenbrief inhoudt, vast en gestade te zullen houden en haar nimmermeer deswege te zullen aanspreken: 1) 10 morgen lants in het ambacht van Ryswijc in een woninge hiet die Brake, 2) ¼ deel onderdeelt van 17 morgen lants gelegen in Ryswykerbroec die Dierix heren Jacobsz plagen te wesen, 3) 40 sc Holl sjaars op Dirck Galen huys en erve in die Damstraet, an d'een zide: heer Jan van der Schure, an d'ander zide: Willem Veen uter Wyc [te Haarlem]. Broeder Dirc en broeder Gheryt zullen dit goed gemeen hebben zolang zij leven, na hun beider dood geheel en al te komen aan het St Jansgodshuis te Haarlem