18 resultaten
1490-01-05 |
Paric Leenkamer Asperen 1 fol 6v
Jaartallenindex
Ghysbert Hack Jan Meynaertszoon heeft ontfangen 2 ½ morgen lands in Remboutshoeve, item noch 2 ½ morgen in denselven camp ende hoeve gelegen int efterste geweynt, streckende van der Efter middelweteringe totten Afterdyck to, Willem Otten hoeve aen d'een, ende Liefmanshoeve aan d'ander zyde. Item dese twe voirs. verlydinge [zie andere belening op dezelfde datum] sijn gesciet bij goetduncken van veel mannen van leen, mit condicie dat die een den ander niet voorghaen en sellen in de possessie van des eersten ofte leste ontfancx etc (vgl 1490-01-05, zie op "Spijck")
1482-01-18 (1481) |
Arch Marquette no 1106/Cartul Assumburg no 263; R.A.H. 109 Caput N.H. fol 27v/Reg Max. Philips fol 7v
Jaartallenindex
leenmannen van de grafelijkheid van Holland oorkonden dat Willem Gerytsz [uten Hage] opgedragen heeft tbv Jan van Assendelft, rentmeester van Noortholland "zijn huysinge, hoffstede, boomgaert ende bossche daeran ende daeromme gelegen [te Velsen], boven sulcke 4 Ryns gulden 's jaers als dieselve Jan daerop staende heeft nae utwisinge zijne brieve" van verlydinge daervan wesende, de somme van 7 Ryns gld sjaers, belend west: Willem selve met zijn land dat hij van de hofstede van Brederoede te leen houdende is, oost: den Kerckpat, zuid: die Overduynrewech [kerkwech], noord: Adrinchomkerckwech, hem aangekomen bij dode zijns vaders (vgl 1484-03-27)
Gysbrecht van der Mije, Engel van Alcmaede ende Vranck van Zanen, leenmannen
1482-06-11 | Tetrode
Ms Opstraeten van der Molen dl III fol 1564
Jaartallenindex
leenmannen van Holland oorkonden dat Coen van der Eijcken geaffirmeert heeft dat in tiden voorleden doen hun moeder Geertruijt Goverts wedue van den Eijck aflijvich geworden was ende de 3 maden lants die zij in leen hield van de here van Ysselsteyn gelegen in de ban van Tetroede, bij hare dood verstorven waer. Dat hij [Coen] met Philips het leen toen op Philips heeft doen zetten zonder dat deselve Coen enich eygendom ofte verlydinge daerof gehadt heeft, en dat Philips dit leen daarna overgedragen heeft aan Gerrit van Hillegom Henricsz (vgl 1480-08-27, 1483-04-30)
Pieter van Ruijven (zegel: een geblockte dwersbalck, boven een sterreken) en Jan van Schoten (een leeuw [Schoten], tersyden een cruijs), leenmannen
1528-10-15 |
R.A.H. Coll Aanw 118 Caput Arkel, Putten fol 41, 42
Jaartallenindex
leenmannen van Holland oorkonden dat Jacob Quekel Jacobsz opdroeg tbv vrou Alyt van Kyfhoek vrouwe douagière van Assendelft, een ambacht gelegen in Swindrecht genoemd heer Oudelantsambacht mitter gifte van der kercke aldaer, met visscheryen, zwaendrift, riethuyr, zoals hij die ten onversterfelijke erfleen gehouden heeft. Op 1529-10-14: vrou Alyt wordt beleend met dit leen "dat ambocht in Swindrecht geheten Oudelandsambacht" etc. Onder voorwaarde dat dese verlydinge ons niet [regardeert] indien hiernamaels bevonden wordt, dat die alienaice van dit leen hier voortyts bij tyden wylen Jan Duijck gedaen van een quaed leen ten goeden, tot een onversterfelijk leen niet gedaen waer als nae rechten behoort. Haar zoon Dirrick van Assendelft doet hulde, eed en manschap voor haar
Gerrit van Poelgeest, heer tot Hoogmade, Jacob de Jonge heer tot Baertwijck, Cornelis Barthoutsz, leenmannen; 1529-10-14: Cornelis Barthouts, Huybrecht van Hoeff Pietersz, leenmannen
1541-03-08 |
R.A.H. Coll Aanw 466 fol 21/Leenregister Brederode fol 16
Jaartallenindex
Reynout van Brederode oorkondt dat alsoe die hofstede van Roderijse mit 18 morgen lants gelegen in den ambacht van Ouderschie, daer naest gelegen is noord: een weer lants geheten die Rauwe weijde, oost: die lantscheydinge, zuid: nae uijtwysinge der oude verlydinge Jan Heerman, Pieter Heerman en de H. Geest van Ouderschie, west: streckende in die Schie, bij dode van Jans van Remmerswale Jacobsz die deselfde goeden in syn leven van ons te leen hield, an ons gedevolveert sijn. Vervolgens beleent Reynoult met dit leen Gheryt van Spaernwoude, onsen blajuw van Brederode "tot een onversterfelijk erfleen, nijet jegenstaende dat men tselve leen te houden plagh tot een leen nijet te versterven binnen enen aftersusterkinde" (vgl 1544-12-12)
getuigen: Reynoult die bastaert van Brederode, Frederic van Marloe, onse leenmannen, Dirck van Leeuwen, Rutger Gijsbrechtsz, leenmannen van Holland
1528-10-07 |
R.A.H. Coll Aanw 118 Caput Z.H. fol 44v, 45v
Jaartallenindex
Karel beleent Jacob Quekel, na dode en maeckinge van zijn vader Jacob Quekel Huijgenz met een ambacht gelegen in Zwindrecht, geheten Oudelantsambacht, met de gift van de kerk aldaar, met visserij, zwaendrift, riethuyre en alle andere toebehoren. Te houden tot een onversterfelijk erfleen. Welverstaende dat deze verlydinge ons niet prejudiceeren en sal indien hierna bevonden werd dat die alienatie van dit leen hier voortyts bij tyden wylen Jan Duyck gedaen van een quaden leen ten goeden onversterfelijken leen, niet gedaen en waere als nae rechte behoort. Eodem die beleent Karel Jacob Quekel, na dode en maeckinge van zijn vader Jacob Quekel Huygenz, met een hove lants gelegen tot Muylkerke aen die Dussen, in onsen lande van Zuid Holland, leen van Putten. Te houden tot een recht erfleen (vgl 1527-12-28)
mr Joost Sasbout, Raad ord, Willem Gout, Raad en ontfanger v.d. bede, mr Jan Brielis (Jan Buelis bij de 2e belening)
1508-09-20 |
R.A.H. Coll Aanw 114 Caput Zeeland, Voorne fol 14
Jaartallenindex
gehoort bij den Hove van Holland die clachten en differenten wesende ende gemoveert aengaende de verlydinge begeert bij den Gedeputeerden van de vrouwe van der Veer in hoere name van der heerlijkheid van Duvelant die na dode van de vrouwe van Ravesteyn gecomen was aen de vrouwe van der Veer. De Procureur Gen. en meesters van de rekeninge zeiden dat ten tijde van wijlen hertog Philips van Bourgondië aan de voors. vrouwe van Ravestein in dote ende medegave gegeven is geweest 15000 Vrancken, met conditie dat bij kinderloos overlijden deze rente zou komen aan de graaf van Zeeland, onder verband van de heerlijkheid Duveland. De vrouwe van der Vere verzoekt nu belening met Duveland. Het Hof beslist dat de vrouwe van der Vere hiermede beleend zal worden, behoudens de grafelijkheid zijn rechten
bij mynen here Stadhouder Generael, mr Jacob Ruysch, mr Floris van Wingaerden Florisz, mr Geryt van der Mye, mr Evert de Veer, mr Jan van Duvenvoirde, mr Abel van Colster, mr Jacob Boudynsz, Raadsluden van Holland, get. J. de Beauvoir
1484-03-27 (1483) | Velsen
R.A.H. Coll Aanw 109 Caput N.H. fol 27v, 46/Reg Max. Philips fol 7v, 14
Jaartallenindex
Max. en Philips oorkonden dat Willem Gerytsz [uten Hage] wonende tot Velsen, hun heeft opgedragen tbv Jan van Assendelft, onze rentmeester van Noordholland, sijn huysinghe, hofstede, boomgaert en bosch, daeran ende dairomme gelegen, boven sulcke 4 R gld sjaers als dieselve Jan daarop staende heeft nae uytwysen van zyn brieve van verlydinge daervan wesende, die somme van 7 Ryns gld sjaers. Ende belent hebben west: Willem voorn. zelf met zijn land dat hij van de hofstede van Brederode te leen houdende is, oost: den Kerckput [Kerckpad ?], zuid: de Overduynkerckerwech [Overduyner kerkweg] en noord: Adrinckhonicherwech [Adrichemmer kerkweg], hem aengecomen bij dode zijns vaders, dd 1482-01-18 (1481); 1484-04-30 de hertogen belenen Gerrit Willem Gerrit Willemsz.z. uten Hage na dode van zijn vader Willem Gerrit Willemsz uten Hage met een huysinge, hofstede, bogaert en bosch tot Velsen bi der kerk mitten lande daaraan en daarom, noord: Adrichemmer kerkweg, oost: den kerckpat, zuid: die overduynre kerkweg, west: Willem voors. met zijn leen van Brederode. Tot een onversterfelijk erfleen, te verheergewaden met een goede heect of 1£ daarvoor (1486-12-28)
1512-05-25 |
R.A.H. Coll Aanw 113 Caput Z.H. fol 127v
Jaartallenindex
Max. en Karel oorkonden dat Adriaen van Bruheze, rentmeester van onsen lieven en getrouwen neven grave Henrick van Nassauwe van Vianden here ter Lecke en tot Breda (volmacht 20 April l.l.) te kennen heeft gegeven dat syn nichte vrouwe Alydt van Kyfhoeck verkocht en getransporteerd heeft enen Jan Pieter Jansz tbv de stad Rotterdam een deel van den ambacht van Ouwerschie, streckende van Cornelis Doensz huys ende erve, daer hy nu ter tyt in woont, noordwaarts ter halver Schie toe, en alsoo voort westwaerts tot Jan van Matenesse heerlijkheid toe, ende voorts zuytwaerts opstreckende voor bij die geeren over die dycken, ter halver Masen toe, derselver vrouw aangekomen bij transporte en overgifte van Gillis van der Lecke hoere vrouw moeder. Verzoekende en begerende daarom de voorn. grave Henrick bij maniere van naestinge, als wesende principael here van den bloede van der Lecke voors, dat bovengenoemde deel van den ambachte van Ouder Schie en hem daarvan te geven brieven van verlydinge. Zij belenen vervolgens grave Henrick op de gevraagde wijze met dit leen. Adriaen van Bruheze doet voor hem de eed (vgl 1512-04-20)
present: mr Jacob Pynsz, onse advocaet fiscaal, mr Thielman van Dullekem, onse mr v.d. rekeninge, Jan van Steenbeke, Pieter Plumion, Jorden van Raemsdonck, Adriaen van Remmerswale Willemsz, Loys Brueel, Marinus Jansz, Jan de Houwer, Jan van Bueren
1486-05-06 |
Genealogie v.d. Does Voorburg fol 70/Familiearch Bredius/Leenregister Wassenaar C fol 36
Jaartallenindex
soo dede mijn heer van Wassenaer Philips van der Does tot sijn versoucke een uytsettinghe van zeeckere parcelen van lenen, hem aengecomen bij dode van zijn vader Bartholomeus van der Does, overmits groote sieckte dairmede hij jegenwoordiglyck bevangen is, ter tyt toe hij sal mogen reijsen ende van de voors. siecten genesen is. Gelovende mijn voors. heere als dan denselven Philips brieven van verlydinge te doen expedieren buten sinen coste, want myn heere voirs. sijn gewoonlycke hofrechten, heergewaden ende zegelgelden betaelt sijn. Ende voort hem geconsenteert om sonderlinge redenen wille, dat hij op zijn voirs. leengoeden sal mogen vercopen 1£ groten per jaar, ende sal diegene diet coopt dat ten erfleen ontfangen, ende houden sal tot dat men t lost. Op 1 juni soo verliet myn here van Wassenaer Philips van der Does Barthelmeusz het ambacht Heeren Heyenambacht, nu geheten Heren Jansdam, gelegen in Zwijndraecht, metten tienden in denselven ambacht en de gifte van de parochiekerk en een vicarie daarin, met de visserijen en sluysen in de Wael, de nacoop van de landen en renten die daerin vercoft mogen worden, den bierexcijs, de riethuyr, den oirt gelegen voir die sluyse. Ende ½ van den ambacht van den Linde met allen toebehoren