10 resultaten
Polanen, van | 1435-02-12
Noordbrabantse Charters p 196/Luyster van Brabant II 100-104
Achternamenindex
Johanna van de Lecke vrouwe van Heeswijk, Dinter en Asten, had een dief op haar kasteel te Heeswijk doen hangen; de poorters van Brussel beweerden dat zij daartoe geen recht had, omdat hij een Brusselse poorter was; zij sluit een verdrag en onderwerpt zich aan enige voor haar vernederende voorwaarden
Zael | 1530-1532
Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl IV dossier 368
Achternamenindex
Willem Ysbrantsz Sael, inwoner van Alkmaar, bezat 7 geersen land te Oude Niedorp, gemeen en onverdeeld met het oude bagijnhof te Alkmaar, die beweerden hun deel gekocht te hebben van Symon Aerntsz, overgrootvader van Willem. Willem eiste in 1530 scheiding en deling, hij verloor, ook voor het Hof, daarna beroep op de Grote Raad
1559-10-16 |
Inv Arch H Geest 's Gravenhage dl I Inv no 637 dl II regest 690
Jaartallenindex
schepenen in den Hage oorkonden dat Adriaen Meusz, wonende in het ambacht van Wassenaar, Adriaen Gysbrechtsz wonende in Ryswyckerhoeck [te lezen: broeck ?] en Ysbrant Mathysz, wonende in het Voorhout, als vervangende Neeltgen Florisdochter (de zuster van hun echtgenoten). Alle tesamen erfgenamen van Floerys Meeusz, transporteren aan de H. Geest in den Hage de rentebrief van 2£ Holl sjaars die zij sprekende hebben op het huis en erf van Jan Cornelisz alias Hans Crom in het Voorhout , dd 1539-09-26, wegens een geschil met de H. Geestmeesters ter oorzake van een erfpachtsbrief van 2£ 17 schell Holl sjaars die de H. Geest sprekende heeft op ½ morgen land aan de Deenenwech, die Floris Meeusz voors. verzocht [!] had voor een jaarlykse rente die in lang niet betaald was, zodat [!] de H. Geestmeesters beweerden dat ½ morgen wegens wanbetaling verbeurd was. De H. Geest zal nu de erfpachtsbrief als een eeuwige rente behouden [sic!] (vgl 1539-09-26 (transfix)
Jacob van Dorp en Adriaen van de Velde, schepenen
Pieter Jansz | 1470
Ons Voorgeslacht 01-1988 p 18
Voornamenindex
inkomsten uit de grafelijke tollen te Cralingen: no 13bis) de aanwassen buitendijks tussen Cralingeroord en Rotterdam, Pieter Jansz, poorter van Rotterdam, jaarlijks voor 40 £, voor 6 jaar; 1471-1472: omdat de ingelanden die beweerden dat deze buitenlanden hun toebehoorden tbv het onderhoud van de dijk, op 1473-07-17 door het Hof van Holland in het gelijk zijn gesteld, is deze pacht teniet gedaan
1556-10-27 | Haarlem
R.A.H. Coll Aanw 259 fol 567v-570v/Mem Hof van Holland
Jaartallenindex
Duyfgen Pietersdochter van Saenen, wonende te Haerlem, requesteert aan het Hof dat zij in het jaar 1538 gekocht had van Jacob de Witte, mede doen wonende te Haarlem, een stuk land buiten de Schalkwijkerpoort in de vrijheid van Haarlem, welk land haar voor schepenen van Haarlem (1538-04-04) opgedragen is met belofte van vrijwaring. Intussen is Jacob de Witte overleden. Nu heeft echter Jan Jansz van Hoorn, wonende te Amsterdam, aanspraak op dit land gemaakt. Zij heeft zich toen beroepen op de kinderen van Jacob de Witte, die beweerden geen erfgenamen van hun vader te zijn, daar deze niets had nagelaten. Zij had toen de vorige eigenaars aangesproken: de erfgenamen van Pieter Fransz en Clementia Gerbrandsdochter. Deze waren echter tegenover haar niet tot vrijwaring gehouden. Zij verzoekt nu een curator te stellen over de nalatenschap van wijlen Jacob de Witte, ten einde die tot vrijwaring te kunnen aanspreken. Het Hof voldoet aan dit verzoek en benoemt mr Ghovert Moesgesel van Haerlem tot curator over de herediteyt van Jacob de Witte en diens huisvouw
1563-05-21 |
G.A. Haarlem Inv I no 1633/Cartul H. Geest Haarlem fol 80
Jaartallenindex
Pieter Jansz, schout van Assendelft, oorkondt dat Maerten Jacobsz Seij, Maerten Maertensz, Claes Pieter Coenen en Engel Jan Coenen verklaren dat zij lange tijd een proces hebben gehad voor het Hof van Holland tegen de regeerders van de H. Geest te Haerlem, betreffende de grenzen van de Biescamp te Assendelft op ten Kaech. H.Geestmeesters beweerden dat de geheele camp hun toebehoorde, de tegenpartij dat 2 maden in de noordoosthoek van de Biescamp ende daermede in een partije van den anderen buyrlanden gesloot zijnde, hemluijden toebehoorde, ende dat het delleken of oude Rietvuer in de voors. campe gelegen, eertijts de scheijsloot geweest hadde. Partijen komen nu overeen dat de H. Geest de geheele Biescamp zal behouden, ende zoe breet ende lange vuijtgespreit als die nu ter tijt belent is zuidwest: de Volger of sluijssloot, noordoost: die bedijcte camp behorende het gasthuijs te Haerlem, zuidoost eynde: Nanne coeven mit jonghe Jan Dirck Claes Mijenencamp, noorwest: Jan Outgersz kaech. Alzoo dat voertaen het voors. delleken of Rietvuer gheen scheydinge geacht aff gehouden sal worden maer de landen an beyden zijden van tzelve delleken onder eenen naem een onverscheyden landt of aerde verstaen zal zijn (vgl 1445-08-23)
Louweres Melisz en Claes Jansz, schepenen
1484-03-13 (1483) |
Bijdr Bisdom Haarlem dl 16 no 184/Arch Zijlklooster Haarlem
Haarlem Algemeen
schepenen in Haerlem oorkonden dat broeder Claes Dircsz, pater en rector van het Zylklooster, met zijn voogd Wouter van Bekenstein, dingplichtig geworden is op mr Aerndt van Ommeren doctoir ende opten erfnamen van wijlen jonckvrou Joest Huyge Alboutsdochter, omme de somme van 245 R gld uyt zaike van coep van bruyckwair ende lijftocht, die de voorscr mr Aernt ende wijlen jvr Joest tegen hem van sconvents wegen gedaen hadden hoir beyden levenlange, van den huze mitten erve dat Symon Ariisz [ook: Andriesz] toe te behoeren plach, gelegen in de Zylstraet an de Oude Graft. Mr Aerndt erkende de koop, maar de erfgenamen beweerden dat mr Aerndt geen voogd geweest was van jvr Joest. Den erfgenamen wordt het bewijs opgelegd dat mr Aerndt zich als voogd van zijn vrouw jvr Joest te buiten gegaan is. Erfgenamen laten de gestelde termijn voorbijgaan, waarna zij veroordeeld worden om in handen van Jan van der Meer, rentmeester van het klooster, de helft van 245 R gld te betalen (vgl 1484-10-22, 1485-10-27)
met zegels van Jan v.d. Meer, Jan v. Schoten, Jacob v.d. Couster en Claes Pietersz Zael, schepenen; Dirck Spijcker, Adriaen van der Voerde, schepenen
1495-05-08 |
Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl I dossier no 9/Sententieregister 802-88
Jaartallenindex
sententie van de Grote Raad te Mechelen in het proces tussen jvr Haze van Heemstede, vrouwe van Liesveld met de Procureur Gen. van Holland contra deken en kapittel van St Salvator te Utrecht. De heerlijkheid Liesveld behoorde "en directe seigneurie" toe aan de graven van Holland, die haar in leen gegeven had aan de heren van Liesveld. Hiertoe behoorde ook een visplaats "die Nesse" in de Lek. Toen Jehan van Sars, de eerste echtgenoot van eiseres "zekere excessen" bedreven had, legde Karel de Stoute beslag op de heerlijkheid en belastte de rentmeester Jehan van Lesanen met het beheer ervan. Verweerders beweerden toen dat de visplaatsen de Nesse en het er naast gelegen "Cohem" dat hun toebehoorde, één geheel vormden en eisten opheffing van het beslag. Het Hof van Holland stelde verweerders in het gelijk, waarna eisers in beroep gingen bij de Grote Raad. De Raad stelde het proces ter instructie in handen van mr Dauffeij, die echter de Nederlanden verliet, doch de stukken meenam. Tegen een grote beloning gaf deze ze pas 10 jaar later terug. Op 1498-05-08 worden appellanten, zonder behoorlijk te zijn gehoord, door de Grote Raad in het ongelijk gesteld. Nu dient eiseres, aan wiens schoonzoon reeds in 1472 de heerlijkheid Liesveld door Karel de Stoute was teruggegeven, voor de Grote Raad een actie ten petitoire t.a.v. de Nesse in. Zij wordt daarin door de tegenpartij geanticipeerd
Clara Jacobsdr | 1534
Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl IV dossier 389/2
Voornamenindex
Clara Jacobsdochter, Jacob Jacobsz en Gerrit Florisz, kinderen en erfgenamen van Elisabeth Jansdochter, zetten voor de Grote Raad het proces voort tegen de erfgenamen van Floris Hendriksz [te Gouda ?]; Elisabeth Jansdochter was wsch vóór 1518 een proces voor het Hof van Holland begonnen, o.a. tegen Floris Hendriksz, over goederen die haar ten onrechte ontnomen waren; het Hof gaf haar ongelijk, zij ging in appèl bij de Grote Raad, en overleed toen. Haar kinderen zetten het proces voort nu contra broeder Hendrik Florysz (klooster Marienstarre te Gouda], zuster Digna Florisdochter en Jan Dircsz, als erfgenamen van Floris Henricsz; deze beweerden niets van hun vader en resp. grootvader geerfd te hebben en dus geen partij te zijn
1555-1559 |
Grote Raad Mechelen Beroepen Holland dl VII dossier 697
Jaartallenindex
burgemeesters en regeerders van Schoonhoven contra Janneken Erstdochter, weduwe Jan Pietersz, waard in t Gulden Hooft aldaar, met Jacob van Veen als haar voogd. Aan de zuidkant van Schoonhoven, tussen de Veerpoort en de Haven was aanvankelijk geen muur, maar alleen een houten palissade. Eerst in 1528, ten tijde van de oorlog met Utrecht en Gelre, werd er een gracht gegraven en werd de palissade vervangen door een stenen muur. Deze muur grensde aan het erf van verweerders. In de Veerpoort werd een deur gemaakt die uitkwam op dit erf. Eisers stelden dat zij recht hadden om dit erf te gebruiken om er kalk, hout en andere materialen op te slaan. Zij hadden altijd de sleutel van de deur in de Veerpoort gehad. Jan Pietersz weigerde dit toe te laten en liet de deur van binnen afsluiten. Toen eiseres beval de deur te openen, verkreeg Jan Pietersz van het Hof van Holland mandement van maintenu. Verweerders beweerden eveneens gestoord te zijn in hun bezit en redoubleerden het interdict [??]. Jan Pietersz overleed en zijn weduwe zette het proces voort en werd door het Hof in het gelijk gesteld op 1555-03-20. Eisers gingen hiertegen in appel. De weduwe stelde daar dat vóórdat de muur gebouwd werd, alle eigenaars van de daarbij gelegen huizen het erf tussen de palissade en hun huis gebruikten. Alleen in tijd van oorlog had de stad het recht er slagbomen te plaatsen en de ramen van de huizen dicht te maken. Toen de gracht gegraven en de muur gebouwd werd, toonde Evert Buys, de toenmalige eigenaar van het Gulden Hooft, aan de schepenen een akte uit 1458 waaruit bleek dat het erf vanaf het huis tot aan de Lek, hem toebehoorde. Hij liet het toe toen schepenen hem overtuigden dat alles gebeurde ter verdediging van de stad en dus ook van zijn goederen. Zo stemde hij er ook in toe dat de deur in de Veerpoort gemaakt werd, zodat de arbeiders die aan de muur werkten bij hem bier konden komen drinken en hun materialen opslaan. Geen servituut dus doch precario. Zij hadden het erf altijd zelf gebruikt, er konijnen gehouden, bier getapt en een kaatsbaan aangelegd. Eisers antwoorden dat de huizen oorspronkelijk geen achter uitgang hadden en dat in de vensters ijzeren staven waren aangebracht om de toegang te beletten. Buiten hun weten waren de staven verwijderd en deuren aan de achterkant gemaakt